Inloggen
';
";
TrainersMagazine
De Oefenstof Database
U bent niet ingelogd. Inloggen
Abonneer
Trainen van Voetbal-IQ (2): Het gebruik van cueing
| Bedankt voor uw mening!
Maandag 12 December 2016
Bij de uitleg wat cueing precies is, is het het makkelijkste om met een voorbeeld te beginnen. Cueing kan zowel als intern als extern zijn. Een voorbeeld van interne cueing is wanneer een voetballer zich focust op zijn lichaam in relatie met de taak die hij-zij uit moeten voeren. Als je bijvoorbeeld praat over het schieten van de bal, dan richt hij zich erop dat de enkel gespannen is, de tenen omhoog zijn en dat standbeen naast de bal staat. Externe cueing daarentegen is wanneer de voetballer zich volledig richt op de uitkomst van zijn beweging of actie, maar niet zozeer op de beweging zelf. Een voorbeeld van externe cueing is het succesvol schieten tussen twee pylonen door.

Tekst: Marcus DiBernardo (aanvullingen door Paul van Veen)

Uit onderzoek blijkt dat het leren door middel van externe cueing betere resultaten oplevert dan interne cueing. Gabriele Wulf is een onderzoeker die als een expert op dit gebied wordt gezien en komt ook tot deze conclusie. Deze onderzoeker verklaarde deze uitkomsten door middel van de ‘constrained action hypothesis’. In het kort komt het er op neer dat voetballers, die zich richten op de bewegingen, meer de neiging hebben om deze bewegingen actief te controleren. Dit bewust controleren zorgt er voor dat de coördinatie wordt beperkt. Voetballers die zich juist richten op het effect van de beweging, zullen uiteindelijk veel meer vanuit het onbewuste de bewegingen laten controleren. Een motorische beweging vanuit het onbewuste uitvoeren levert uiteindelijk veel betere prestaties en leerresultaat op.

Veel trainers zijn toch geneigd om zich te richten op de interne focus, omdat het logisch lijkt. Kijk bijvoorbeeld dit filmpje waarbij tips gegeven wordt voor een betere corner:



Echter, we weten nu dat het beter is om externe cueing toe te passen op het trainingsveld. Een voorbeeld:

Passen door gebruik te maken van externe cueing


In dit eerste voorbeeld doen we een pass- en trapvorm waarbij we (blauwe) dopjes gebruiken waar tussendoor gepasst moet worden om als succesvolle pass gezien te worden. Dat betekent dus dat die dopjes als externe focus gebruikt kunnen worden. Het brein zal weten dat het een succesvolle pass is als de bal door het poortje wordt gepasst. Dit is een externe cue, omdat een bal die door het poortje gaat en bij een medespeler aankomt niet gericht is op de techniek die hiervoor nodig is, maar gericht is op het resultaat.

Nadat de spelers in staat zijn om deze oefening goed uit te voeren, moeten de spelers mikken om de buitenste voet van de medespeler. Mikken op de buitenste voet is wederom een externe cue. Het brein weet hier ook meteen of het een goede of slechte pass was.


Een andere toevoeging die ik doe is het toevoegen van hoepels waarin spelers snel door heen moeten lopen voordat ze de pass krijgen. Dit zorgt ervoor dat dat spelers van de pylon afkomen voordat ze de pass krijgen, om zo het vrijkomen van de tegenstander te simuleren (ruimtelijk inzicht). Daarnaast helpt het ook om hierin goed te timen. Je hebt immers maar een beperkt aantal passjes die je door de hoepel kunt doen en laat duidelijk zien wanneer een speler te vroeg is: dan staan ze te wachten op de bal, waardoor ze een verdediger weer meer tijd geven om te reageren.

Ook deze hoepel is eigenlijk weer een externe cue. Spelers die de neiging hebben om te vroeg om de bal te vragen, zullen merken dat ze staan te wachten en komen er vaak zelf achter hoe ze beter kunnen timen. Spelers zullen langzamerhand realiseren dat oogcontact met de speler die de pass geeft belangrijk is en de locatie van de bal sleutelmomenten zijn om goed te kunnen timen. Geef de spelers de tijd om zelf correcties te maken en zich aan te passen, om zo de oefening optimaal te kunnen uitvoeren. Merk je dat sommige spelers hulp nodig hebben? Dan raad ik aan om de spelers vragen te stellen die ze helpen om zelf tot een oplossing te komen.

De laatste stap in deze oefenvorm is om alle cues weg te halen en de spelers dezelfde vorm uit te laten voeren. Ik noem dat visualisatie, omdat er geen markeringen moeten zijn en dan moeten ze hun positiecellen, gridcellen en richtingscellen gebruiken (zie deel 1) om zelf de juiste afstanden, ruimtes, timing en hoeken te bepalen. Hier komt het ruimtelijk inzicht van spelers naar voren.

Je kunt er ook voor kiezen om in deze vormen een soort competitie in te bouwen. Onder gezonde spanning zullen spelers immers nog beter en sneller leren. Bijvoorbeeld, de groep die als eerste de bal zes keer rond weet te spelen zonder fout te maken zal de winnaar zijn.

Bij het gebruiken van oefeningen met externe cues, probeer ik meestal spelers zo te laten staan, zoals ze ook in de wedstrijd staan. Deze oefenvorm is bijvoorbeeld gericht op het staan in driehoekjes waarin je tussen de 5 en 10 meter uit elkaar staat. Dit is een realistische situatie bij het spelen van 11 tegen 11.

Later deze week meer oefenvormen die gebruikt kunnen worden voor externe cueing.
Het gebruiken van externe cues wordt nog niet veel gedaan in Nederland, maar de positieve effecten hiervan zijn toch al tot meerdere jeugdopleidingen door gedrongen, zie bijvoorbeeld de onderstaande tweet van Bas van Baar, jeugdtrainer bij De Graafschap:
 

Wil je het hele artikel lezen?

Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op De Oefenstof Database. Je hebt al toegang tot alle artikelen, 2000+ oefenvormen en honderden trainingen voor 27 euro per jaar.

Abonneren voor €27


Toegang tot De Oefenstof Database is gratis voor totaalabonnees op TrainersMagazine